Buitenlands beleid
Het Nederlandse buitenlands beleid is gericht op het waarborgen van de Nederlandse belangen en wordt geleid door de wens de vrede, vrijheid, welvaart en internationale rechtsorde in de wereld te bevorderen. Ontwikkelingssamenwerking vormt daarbinnen een integraal onderdeel.
Het buitenlands beleid van Nederland speelt zich voor een belangrijk deel af binnen multilaterale kaders als de Verenigde Naties (VN), de Europese Unie (EU) en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Nederland neemt regelmatig deel aan de vredesoperaties van deze organisaties. In bilateraal kader wordt in de eerste plaats gestreefd naar goede betrekkingen met de omringende landen: de Benelux-partners België en Luxemburg, Duitsland en Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen, alsmede de overige EU- en NAVO-partners.
De transatlantische band met de VS is voor Nederland van groot belang. Nederland is bovendien sterk betrokken bij de ontwikkelingen in Midden- en Oost-Europa en ondersteunt daar actief de overgang naar democratie en markteconomie.
Mondiale belangen
Nederland is een van de oprichters van de VN, de NAVO, de Europese Gemeenschappen (EU), het IMF (Internationaal Monetair Fonds), de IBRD (Wereldbank), en de WEU (West-Europese Unie). Alleen al omdat het een relatief klein land is, met een sterk internationaal georiënteerde economie, hecht Nederland veel waarde aan een goed geordende internationale omgeving. Dit was trouwens enkele eeuwen geleden al zo. De Nederlander Hugo de Groot, ook wel Grotius genoemd, die in de zeventiende eeuw onder andere de traktaten ‘Mare liberum’ en ‘De Iure Belli ac Pacis’ schreef, legde daarmee de grondslag voor het moderne volkenrecht. Bovendien zijn steeds meer vraagstukken, bijvoorbeeld op milieugebied, alleen mondiaal op te lossen.
Maar niet alleen uit eigenbelang is Nederland er veel aan gelegen om de internationale rechtsorde te bevorderen en het volkenrecht verder te ontwikkelen. Het gaat om waarden - democratie en mensenrechten voorop - waaraan de Nederlandse samenleving gehecht is. De eerste Vredesconferenties (1899 en 1907) werden in Den Haag gehouden. In Nederland is een groot aantal internationale organisaties gevestigd, zoals het Internationaal Gerechtshof, het Permanent Hof van Arbitrage, het Joegoslavië Tribunaal, de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens en het Internationaal Strafhof.
Verder wil Nederland de rol van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) versterken, onder meer op het terrein van conflictpreventie, vredeshandhaving en de rechten van de mens. De OVSE bestaat sinds 1995 en komt voort uit de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE), die in 1975 was opgericht om meer vertrouwen te kweken tussen ‘ Oost’ en ‘West’ tijdens de Koude Oorlog. In 2003 was Nederland voorzitter van de OVSE. Een belangrijk onderdeel van de OVSE, het Hoge Commissariaat inzake Minderheden, is in Den Haag gevestigd
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
Nederland is lid van de NAVO, het bondgenootschap waaraan behalve een groot aantal Europese landen, ook de Verenigde Staten en Canada deelnemen. De NAVO vormt de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. De NAVO werkt sinds 1949 aan vrede, veiligheid en stabiliteit. Na het einde van de 'Koude Oorlog' is het karakter van de NAVO aangepast aan de nieuwe internationale verhoudingen en zijn er partnerschapsverbanden gesloten met Midden- en Oost-Europese landen, landen rond de Middellandse Zee en in het Midden-Oosten.
Met Rusland wordt sinds 2002 nauwer samengewerkt in de zogenaamde NAVO-Rusland Raad. Ook met Oekraïne onderhoudt de NAVO een speciale band via de NAVO-Oekraïne Commissie. De NAVO kent na de toetreding van een aantal Midden- en Oost-Europese landen 26 lidstaten en zal naar verwachting in de nabije toekomst verder uitbreiden. In het licht van de nieuwe veiligheidssituatie heeft de NAVO nieuwe taken op zich genomen op het gebied van vredesoperaties, humanitaire hulp en ondersteuning van landen bij het doorvoeren van defensiehervormingen.
Momenteel worden belangrijke vredesoperaties uitgevoerd in Afghanistan, Irak, Soedan en op de Balkan. Na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de VS heeft de strijd tegen het terrorisme in de NAVO grotere aandacht gekregen. Dit heeft onder meer geleid tot ‘Operatie Active Endeavour’ in de Middellandse Zee, waarbij schepen worden gecontroleerd op (het bieden van hulp aan) terroristische handelingen.
Europese Veiligheids- en Defensie Beleid (EVDB)
De EU vormt de belangrijkste pijler in het Nederlandse buitenlandse beleid. De EU bestaat momenteel uit 25 lidstaten en bestrijkt een breed spectrum aan onderwerpen. Eén hiervan is het Europese Veiligheids- en Defensie Beleid (EVDB), een onderdeel van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids Beleid (GBVB) van de EU. Het GBVB kwam voort uit de wens tot verdergaande EU-samenwerking, ook op buitenlands gebied.
Tot instelling van het EVDB werd op de Europese Top van Keulen in 1999 besloten omdat men zelf in staat wilde zijn operaties uit te voeren als onderdeel van het bredere GBVB. De noodzaak daartoe was gebleken tijdens het uitbreken van de crisis op de Balkan. Meer recentelijk noopt ook de strijd tegen het internationale terrorisme tot meer samenwerking op dit terrein. In 2003 gingen de eerste operaties van start: Concordia in Macedonië, de European Union Police Mission (EUPM) in Bosnië-Herzegovina en ARTEMIS in de Democratische Republiek Congo.
In de daarop volgende jaren zijn er steeds (civiele) missies bijgekomen in Macedonië, Georgië, Democratische Republiek Congo, Atjeh, de Palestijnse Gebieden, Soedan, Irak en Oekraïne. Op 2 december 2004 heeft de EU tevens de NAVO-geleide operatie SFOR in Bosnië-Herzegovina overgenomen. Deze missie, EUFOR ALTHEA, is op dit moment de enige militaire operatie van de EU.
Nederland en de EU
De eerste stap op weg naar een Europese Unie werd in 1952 gezet met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, later de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht in 1993 spreken we van de Europese Unie (EU). Sinds 2004 heeft de Unie 25 lidstaten.
Als medeoprichter van het eerste uur heeft Nederland een belangrijk aandeel gehad in de totstandkoming van dit samenwerkingsverband. Nederland is altijd een voorvechter geweest van versterking van het gemeenschappelijke element in de Europese samenwerking.
Kleinere landen in internationale verhoudingen hebben bijvoorbeeld belang bij een overkoepelende rechtsorde. Een organisatie die zich niet laat leiden door een nationaal, maar door een gemeenschappelijk belang, zoals de EU, biedt een zekere beschutting aan kleine landen.
De op export gerichte Nederlandse economie heeft sterk geprofiteerd van de EG/EU. Landbouw- en industrieproducten vinden gemakkelijker hun weg naar handelspartners binnen de Unie. Driekwart van de totale Nederlandse uitvoer gaat naar de overige EU-landen. Als exporteur van agrarische producten komt Nederland in de EU na Frankrijk op de tweede plaats.
Uitbreiding EU
Ook in deze tijd ziet Nederland het belang in van verdere versterking en verdieping van de Europese samenwerking. De EU vormt voor Nederland een kader voor stabiliteit, democratie en duurzame welvaart. In de toekomst blijft Nederland actief bijdragen aan de Europese samenwerking. Europese integratie is volgens Nederland een voorwaarde voor de vrede, vrijheid, veiligheid en welvaart en is dus een krachtig instrument om een stabiele omgeving te scheppen.
In mei 2004 werd de Europese Unie uitgebreid met tien nieuwe landen. Deze historische gebeurtenis maakte een einde aan de tweedeling van Europa, die tijdens de Koude Oorlog de Europese verhoudingen domineerde. Het historische belang van de uitbreiding is onbetwist, maar dit zal niet tot verzwakking van de EU mogen leiden.
De uitbreiding met tien landen en de mogelijke toetreding van Roemenië en Bulgarije waren aanleiding om na te denken over de toekomst van de EU. Nederland heeft zich in de Europese Conventie over de Toekomst van Europa ingezet voor bestuurlijke hervorming van de EU. De Conventie presenteerde in juni 2003 een ontwerp-Grondwet voor de EU. Deze had tot doel de Unie democratischer en doorzichtiger te maken en de Europese instellingen te verdiepen en te versterken. Op 29 oktober 2004 is de ontwerp-Grondwet ondertekend door de regeringsleiders en staatshoofden van de lidstaten.
Vervolgens heeft een ruime meerderheid van het Nederlandse volk zich op 1 juni 2005 via een referendum tegen de Europese Grondwet uitgesproken. Als gevolg hiervan heeft Nederland de Grondwet niet aangenomen. Ook in veel andere lidstaten is de Grondwet (nog) niet aangenomen.
Nieuwe buren en verdere prioriteiten
Europese samenwerking blijft een belangrijk onderwerp in het buitenlands beleid van Nederland. Het verspreiden van vrede, vrijheid en veiligheid wordt vertaald in een aantal prioriteiten. Een van deze beleidsprioriteiten van de Nederlandse regering is de versterking van het externe beleid van de EU. Daarbij zullen de komende jaren de betrekkingen tussen de uitgebreide Unie en de haar omringende landen: Rusland, de ‘nieuwe buren’ Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië , de Balkanlanden en de landen rond de Middellandse Zee verder vormgegeven moeten worden.
Verdere uitdagingen die op Europees niveau aangepakt worden vanwege grensoverschrijdende eigenschappen zijn bijvoorbeeld terrorismebestrijding, criminaliteit, milieuvraagstukken, maar ook asiel en migratie. Sociaal-economische samenwerking gericht op economische groei en werkgelegenheid is essentieel voor de Nederlandse economie.
De EU heeft in korte tijd meerdere ingrijpende ontwikkelingen meegemaakt zoals de invoering van de euro en de uitbreiding. De aandacht van Nederland zal er op gericht zijn deze en andere ontwikkelingen in goede banen te leiden.
Ontwikkelingssamenwerking
Ontwikkelingssamenwerking vormt een belangrijk onderdeel van het buitenlands beleid. Om het ontwikkelingsbeleid vorm te geven en uit te voeren is een aparte minister benoemd, die op het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt. Het merendeel van de begroting van Buitenlandse Zaken gaat naar ontwikkelingssamenwerking, te weten een vast percentagepercentage van 0,8 procent van het Bruto Nationaal Product (BNP), wat neerkomt op ruim vier miljard euro. HiermeeHiermee voldoet Nederland als een van de weinige landen aan de internationaal vastgestelde norm. Nederland staat wat de bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking betreft hoog op de internationale ladder van donoren en scoort boven het gemiddelde van de OESO-landen op diverse beleidsterreinen van de ontwikkelingssamenwerking.
Armoedebestrijding
Armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling staan centraalcentraal in het Nederlands ontwikkelingsbeleid, met als leidraad de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDGs), die tijdens de VN-top in september 2005 door alle regeringsleiders zijn aanvaard. Met de vijf prioriteitenprioriteiten van het beleid – onderwijs, HIV/Aids, reproductieve gezondheidszorg, milieu en water- wordt substantieel bijgedragen aan het behalen van deze doelen.
Nederland besteedt veel aandacht aan de kwaliteit en effectiviteit van de hulp. Door de voortgang van ontwikkelingen te meten en te evalueren, worden de effecten van de hulp in kaart gebracht en wordt het beleid desgewenst bijgesteld en verbeterd. Op deze wijze leveren we meer kwaliteit en daarmee een effectievere bijdrage aan het halen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Nederland vindt het belangrijk om de effecten van ontwikkelingssamenwerking zichtbaar te maken en legt verantwoording af naar het parlement en het publiek door hen actief over de resultaten van de hulp te informeren.