Ga naar de homepage
 
 
De Nederlandse Ambassade te Santo Domingo
 
 
 
 
 
 
Homepage > Over Nederland > Sociale vragen > Euthanasiebeleid
Euthanasiebeleid in nederland

 

De nederlandse euthanasiewet 


Waarom een euthanasiewet?

In Nederland wordt onder euthanasie verstaan levensbeëindiging door een arts op verzoek van een patiënt. De Nederlandse overheid sluit de ogen niet voor het feit dat euthanasie plaatsvindt. De vraag of - en hoe - de strafbaarheid van euthanasie zou moeten worden beperkt, is in Nederland dan ook al bijna dertig jaar onderwerp van brede politieke en maatschappelijke discussie.

Door in het Wetboek van Strafrecht een bijzondere strafuitsluitingsgrond op te nemen, is de arts die levensbeëindiging op verzoek toepast of hulp bij zelfdoding verleent niet langer strafbaar, mits hij heeft voldaan aan de door de wet gestelde zorgvuldigheidseisen én de arts de niet-natuurlijke dood meldt bij een regionale toetsingscommissie euthanasie.

Hoofddoelstelling van het beleid is door openheid en uniforme toetsing van medisch levensbeëindigend handelen maximale zorgvuldigheid van dit handelen te bewerkstelligen.

Pijn, ontluistering en het verlangen waardig te sterven zijn de voornaamste motieven van patiënten voor het vragen van euthanasie. Artsen in Nederland en vele andere landen komen in toenemende mate voor beslissingen rond het levenseinde te staan. Onder meer de vergrijzing, de vooruitgang van levensverlengende medische technologie en de toename van het relatieve aandeel van kanker in de sterfte zijn hier de oorzaak van. Onder euthanasie wordt niet verstaan het afzien van behandeling, als (verdere) behandeling zinloos is. In dit geval behoort het tot regulier medisch handelen dat de arts van behandeling afziet en de natuur haar gang laat gaan. Hetzelfde geldt voor het toedienen van pijnbestrijdende middelen met als mogelijk nevengevolg dat de dood sneller intreedt. Verzoeken om euthanasie komen in Nederland niet voort uit zorgen over behandelingskosten. Door het systeem van sociale zekerheid is in Nederland een ieder verzekerd van gezondheidszorg.

De zorgvuldigheidseisen

  1. Aan welke zorgvuldigheidseisen moet worden voldaan?
  2. Wordt ieder verzoek om euthanasie in Nederland ingewilligd?
  3. Waarom is er vraag naar medische levensbeëindiging als er goede terminale en palliatieve (leedverzachtende) zorg is?

1 Aan welke zorgvuldigheidseisen moet worden voldaan?
Wanneer een arts met een verzoek van een patiënt om euthanasie wordt geconfronteerd, moet hij de volgende zorgvuldigheidscriteria in acht nemen.

De arts moet:

  • er van overtuigd zijn dat er sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt;
  • er van overtuigd zijn dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt;
  • de patiënt informeren over de situatie waarin deze zich bevindt en over diens vooruitzichten;
  • met de patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is;
  • ten minste één andere, onafhankelijke arts raadplegen, die de patiënt ziet en schriftelijk zijn oordeel geeft over de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in de eerste vier onderdelen;
  • de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding op medisch zorgvuldige wijze uitvoeren.

Sinds 1 november 1998 toetsen regionale commissies het handelen van artsen aan deze criteria. De criteria zijn opgenomen in artikel 2 van de “Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding” (zie bijlage I).
Een ander belangrijk basisprincipe uit de rechtspraak is de vertrouwensrelatie. De arts die overgaat tot euthanasie bij een patiënt, moet behandelend arts zijn. Hij moet de patiënt goed genoeg kennen om te kunnen beoordelen of deze het verzoek om euthanasie uit vrije wil doet en goed heeft overwogen, en of er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

2 Wordt ieder verzoek om euthanasie in Nederland ingewilligd?
Nee, van alle verzoeken om euthanasie die tot (huis)artsen worden gericht, wordt tweederde niet ingewilligd. Dikwijls biedt behandeling nog uitkomst en soms overlijdt de patiënt voordat over het verzoek is beslist.

Artsen zijn niet verplicht verzoeken om euthanasie in te willigen. De praktijk wijst overigens uit dat veel patiënten rust vinden bij de wetenschap dat de arts bereid is eventueel tot euthanasie over te gaan, en uiteindelijk sterven zonder een beroep op deze bereidheid te doen.

3 Waarom is er vraag naar medische levensbeëindiging als er goede terminale en palliatieve (leedverzachtende) zorg is?
Het Nederlandse systeem voor gezondheidszorg is voor iedereen toegankelijk en garandeert terminale en palliatieve (leedverzachtende) zorg die volledig verzekerd is. Helaas kan de beste palliatieve zorg niet altijd voorkomen dat sommige terminale patiënten hun lijden als ondraaglijk ervaren en een dringend verzoek aan hun arts doen om hun leven te beëindigen. In deze gevallen kan het beëindigen van het leven van een patiënt door euthanasie het waardige sluitstuk zijn van goede palliatieve zorg.

Palliatieve zorg wordt op diverse manieren verleend. Ongeneeslijk zieke patiënten kunnen in eerste instantie thuis zorg krijgen. Daarbij is een scala aan hulpverleners betrokken waaronder de huisarts, de wijkverpleegkundige en de gezinsverzorgende. Patiënten die niet thuis kunnen worden verpleegd zijn aangewezen op opname. De klassieke weg is opname in een ziekenhuis, verzorgingshuis of verpleeghuis. Nederland kent al lange tijd palliatieve units in ziekenhuizen. Hiernaast zijn er ook nog enkele tientallen verpleeghuizen en afdelingen van verzorgingshuizen voor terminale patiënten. Van recenter datum zijn de hospices en bijna-thuis-huizen, bestemd voor ongeneeslijk zieke patiënten die niet thuis kunnen sterven.

De verantwoordelijkheid van de arts

  1. Worden artsen in Nederland voor euthanasie niet meer gestraft?
  2. Is een arts verplicht het verzoek om euthanasie in te willigen?
  3. Is het niet de taak van een arts om het leven in stand te houden?
  4. Wat kan men stellen over de meldingsbereidheid van artsen bij euthanasie 1990-1999?

1 Worden artsen in Nederland voor euthanasie niet meer gestraft?
Euthanasie, of levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, blijven strafbaar, tenzij de arts meldt dat hij euthanasie en hulp bij zelfdoding heeft uitgevoerd en bij die uitvoering heeft voldaan aan de in de wet geformuleerde zorgvuldigheidseisen. Hiervoor is in het Wetboek van Stafrecht een bijzondere strafuitsluitingsgrond opgenomen. Het levensbeëindigend handelen van een arts wordt getoetst door een toetsingscommissie (benoemd door de ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Bij het toetsen ligt de nadruk op het medisch inhoudelijk handelen van de arts en de wijze waarop de besluitvorming heeft plaats gehad. Wanneer een arts het levensbeëindigend handelen heeft gemeld en een toetsingscommissie, na bestudering van het dossier tot de overtuiging is gekomen dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld, gaat de arts vrijuit. Het openbaar ministerie wordt dan niet meer geïnformeerd. Indien blijkt dat een arts niet zorgvuldig heeft gehandeld, doordat hij zich niet heeft gehouden aan de zorgvuldigheidscriteria, wordt de zaak ter kennis gebracht van het Openbaar Ministerie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Beide instanties bezien dan of de arts wel of niet strafrechtelijk wordt vervolgd.

Met het opheffen van de strafbaarheid wil men bereiken dat artsen, die op de aangegeven wijze de zorgvuldigheid in hun besluitvorming en handelen hebben betracht zich niet meer gecriminaliseerd behoeven te voelen en open en eerlijk voor hun handelen uitkomen. De consultatie vooraf en de wijze van toetsen zijn mede belangrijke waarborgen voor de bescherming van de ondraaglijk en uitzichtloos lijdende patiënt die vrijwillig een verzoek tot levensbeëindiging heeft gedaan.

2 Is een arts verplicht het verzoek om euthanasie in te willigen?
Nee. Artsen mogen medewerking aan de uitvoering van euthanasie weigeren. Verpleegkundigen mogen weigeren bij de voorbereiding van euthanasie betrokken te worden. Een arts of verpleegkundige kan nooit worden veroordeeld omdat hij een verzoek om euthanasie niet heeft ingewilligd.

De mogelijkheid om een verzoek om euthanasie of hulp bij zelfdoding af te wijzen waarborgt dat de arts niet hoeft te handelen in strijd met zijn eigen normen- en waardenstelsel. Uitgangspunt van de wet is dat een patiënt geen recht heeft op euthanasie en dat de arts niet verplicht is om euthanasie toe te passen.

3 Is het niet de taak van een arts om het leven in stand te houden?
Ja, het behouden van het leven is de primaire taak van de arts. Euthanasie hoort niet tot de medische zorgplicht. Deze plicht omvat echter wel de begeleiding tot een menswaardig levenseinde. Ook houdt de medische zorgplicht in dat een arts geen zinloze behandeling geeft.
Indien behandeling geen uitkomst meer biedt, is de arts verantwoordelijk voor verlichting van het lijden.

Het in 1996 gepubliceerde onafhankelijke onderzoek heeft aangetoond dat artsen in Nederland zorgvuldig omgaan met beslissingen rond het levenseinde van patiënten.

4 Wat kan men stellen over de meldingsbereidheid van artsen bij euthanasie 1990-1999?
Cijfermateriaal verkregen uit onafhankelijke onderzoeken van 1991 en 1996 (ingesteld in opdracht van de Nederlandse regering) naar de stand van zaken rond medisch levensbeëindigend handelen toonden aan dat de praktijk rond het levenseinde zich niet op een hellend vlak bevond, maar dat openheid juist had geleid tot toenemende zorgvuldigheid van handelen (zie bijlage II). Als men kijkt naar cijfermateriaal verkregen uit de jaarverslagen 1998/1999 en 2000 van de regionale toetsingscommissies, blijkt ook hier dat het aantal meldingen door artsen is toegenomen. Nederland is tot nu toe het enige land waar dergelijke onderzoeken zijn uitgevoerd. In 2001 zal een nieuw onderzoek worden ingesteld, waarin ondermeer het functioneren en de werkwijze van de regionale toetsingscommissies zal worden geëvalueerd. Er zal ook aandacht worden besteed aan relevante factoren die van invloed zijn op de bereidheid van artsen om levensbeëindigend handelen te melden. Tevens zal wederom aandacht worden besteed aan de stand van zaken rond medisch levensbeëindigend handelen, teneinde een goede vergelijking te kunnen treffen met de gegevens uit de onderzoeken van 1991 en 1996.

De onderzoeksresultaten van 1996 zijn onder meer verkregen door interviews en enquêtes onder artsen op basis van anonimiteit. Er zijn geen aanwijzingen voor toename van levensbeëindigend handelen in kwetsbare patiëntengroepen of bij minder ernstig zieke patiënten. Het aantal gevallen van medische levensbeëindiging zonder verzoek is zelfs afgenomen (1990-1995). Ook is in de periode 1990-1995 het aantal euthanasiegevallen niet disproportioneel gestegen Wel is het aantal meldingen van euthanasie en hulp bij zelfdoding verdrievoudigd. Artsen voeren in het kader van de meldingsprocedure meer overleg met collega's dan voorheen en leggen hun besluitvorming schriftelijk vast.

De meldingsprocedure

  1. Hoe verloopt de meldingsprocedure?
  2. Hoe verloopt de consultatie van een onafhankelijke arts?
  3. Hoe werken en uit wie bestaan de regionale toetsingscommissies?
  4. Worden zowel schriftelijke als mondelinge wilsverklaringen erkend?

1 Hoe verloopt de meldingsprocedure?

De arts moet ieder geval van niet-natuurlijke dood aan de gemeentelijke lijkschouwer melden. In geval van euthanasie of hulp bij zelfdoding stelt de arts een verslag op aan de hand van een modelverslag (zie bijlage III). De lijkschouwer stelt zelf een verslag op waarin hij de niet-natuurlijke dood van de patiënt vaststelt. Hij stuurt dit verslag naar de Officier van Justitie, die verlof tot begraven moet afgeven. De regionale toetsingscommissie ontvangt zowel het verslag van de arts, alsook het verslag van de lijkschouwer. Tevens ontvangt de toetsingscommissie de verklaring van de consulent en, indien aanwezig, de schriftelijke wilsverklaring van de overleden patiënt. Ook de Officier van Justitie ontvangt het verslag van de lijkschouwer. De commissie toetst het handelen van de arts aan de zorgvuldigheidscriteria. Indien de commissie van oordeel is dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld, gaat de arts vrijuit. Indien de arts naar het oordeel van de commissie niet heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen, brengt de commissie haar oordeel ter kennis van het Openbaar Ministerie (OM) en de regionale inspecteur voor de gezondheidszorg. Zowel het OM als de regionale inspecteur bezien of en zo ja welke stappen moeten worden ondernomen in de richting van de arts.

Een belangrijk aspect van de euthanasiewet is dat de regionale toetsingscommissies (waarin ook een arts zitting heeft) zelf beoordelen of een arts heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen. Voor deze opzet is gekozen omdat uit onderzoek is gebleken dat de meldingsbereidheid van artsen kan toenemen indien de toetsing in de eerste instantie mede door de beroepsgroep zelf plaatsvindt, doordat dreiging van een directe en uitsluitende beoordeling door het OM wordt weggenomen.

2 Hoe verloopt de consultatie van een onafhankelijke arts?
Voordat de arts het verzoek om euthanasie inwilligt, is hij verplicht een van hem onafhankelijke arts te raadplegen, die niet betrokken is bij de behandeling van de patiënt. De onafhankelijke arts (de consulent) moet de patiënt hebben gezien en beoordeelt nogmaals het verloop van het ziekteproces. De consulent kijkt ook naar de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek om euthanasie en adviseert zijn collega schriftelijk.

In Nederland is een netwerk opgebouwd van (huis)artsen die zijn getraind om deskundig antwoord te geven op de vragen waarmee artsen worden geconfronteerd bij het moeten nemen van beslissingen rond het levenseinde (het SCEN-project). Het is wenselijk dat de behandelende arts één van deze opgeleide consulenten raadpleegt.

3 Hoe werken en uit wie bestaan de regionale toetsingscommissies?
Er zijn vijf regionale toetsingscommissies (regio Groningen, Friesland en Drenthe; regio Overijssel, Gelderland, Utrecht en Flevoland; regio Noord-Holland; regio Zuid-Holland en Zeeland; regio Noord-Brabant en Limburg),die de zorgvuldigheidseisen toetsen in geval van euthanasie. Een commissie bestaat uit een oneven aantal leden, waaronder in elk geval een jurist, tevens voorzitter, een arts en een ethicus. Op deze manier wordt een geval getoetst op het juridisch procedurele aspect, het medisch inhoudelijke aspect en het aspect van de normen en waarden die in de maatschappij leven. De commissie stelt een oordeel vast bij een meerderheid van stemmen. Zowel de voorzitter als de leden van de commissies worden benoemd door de ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor een periode van zes jaar.

De vijf regionale toetsingscommissies zijn al sinds 1 november 1998 actief. Volgens de nieuwe wet behoeven de toetsingscommissies niet langer over een geval van euthanasie een zwaarwegend advies aan het Openbaar Ministerie (OM) te geven als zij achten dat aan de zorgvuldigheidseisen voor de toepassing van euthanasie of hulp bij zelfdoding is voldaan. De commissies zijn ook verantwoordelijk voor de registratie van de ter beoordeling gemelde gevallen van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding. Dit wil niet zeggen dat de regionale toetsingscommissies de taak van het OM hebben overgenomen, aangezien zij zich slechts uitspreken over het naleven van de zorgvuldigheidseisen. Het OM kan in al die gevallen waarin een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat een opsporingsverzoek instellen.

4 Worden zowel schriftelijke als mondelinge wilsverklaringen erkend?
Met de wet is, naast de mondelinge wilsverklaring, ook de schriftelijke wilsverklaring erkend. Beide vormen van wilsverklaringen kunnen door een arts als legitiem verzoek om euthanasie worden beschouwd. Het erkennen van een schriftelijke wilsverklaring is vooral van belang bij de beslissing van een arts om in te gaan op het euthanasieverzoek wanneer de patiënt zijn wil niet meer mondeling kenbaar kan maken. De schriftelijke wilsverklaring geldt dan als een weloverwogen verzoek om euthanasie. Het voorhanden zijn van de wilsverklaring ontslaat de arts echter nooit van zijn plicht om, in het licht van de zorgvuldigheidseisen voor levensbeëindiging op verzoek, zijn eigen afweging te maken.

De arts moet de schriftelijke verklaring serieus in ogenschouw nemen, tenzij hij aanwijzingen heeft dat de patiënt, toen hij de verklaring opstelde, niet in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake (wilsbekwaam) in staat kon worden geacht; dan geldt de wilsverklaring niet als een verzoek om euthanasie. Het is belangrijk dat de arts en de patiënt, als het enigszins kan, de inhoud van de verklaring met elkaar bespreken.
De wettelijke regeling van de schriftelijke wilsverklaring maakt het mogelijk dat patiënten kunnen aangeven dat zij hun leven beëindigd willen zien, indien zij in een situatie van uitzichtloos en ondraaglijk lijden komen te verkeren maar zelf niet meer in staat zijn hun wil kenbaar te maken. De wet heeft alleen betrekking op levensbeëindiging op verzoek.
Dat betekent dat deze wet geen toepassing vindt als een patiënt wilsonbekwaam is. Voor deze categorie van patiënten zal de regering met een aanvullende regeling komen.

Kan iedereen om euthanasie vragen?

  1. Hoe wordt bepaald of er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden?
  2. Omvat ondraaglijk lijden ook psychisch lijden?
  3. Mag men bij gevallen van dementie euthanasie toepassen?
  4. Kan een minderjarige om euthanasie verzoeken?

1 Hoe wordt bepaald of er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden?
Of sprake is van uitzichtloosheid van het lijden wordt bepaald naar heersend medisch inzicht. Het moet naar medisch vakkundig oordeel vaststaan dat de situatie van de patiënt niet te verbeteren is.
Ondraaglijk lijden is moeilijk objectief te bepalen. Per geval beoordeelt de toetsingscommissie of de arts in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de patiënt ondraaglijk leed.

Alle behandelingsalternatieven moeten tussen arts en patiënt goed worden besproken. Zolang er een reëel behandelingsalternatief bestaat, is er in medische zin geen sprake van uitzichtloosheid.
De ondraaglijkheid van het lijden is, in tegenstelling tot de uitzichtloosheid van het lijden, een in hoge mate subjectieve en moeilijk te objectiveren factor. Niettemin zal de arts, indien het lijden niet voor hemzelf noch voor naasten of hulpverleners evident is, het lijden moeten kunnen invoelen en – afgaande op zijn ervaringen als arts – tot op zeker hoogte moeten kunnen objectiveren.

2 Omvat ondraaglijk lijden ook psychisch lijden?
Het is moeilijk objectief te beoordelen of een verzoek om euthanasie uit vrije wil en weloverwogen is gedaan, wanneer een patiënt psychisch ziek is en zijn lijden niet primair is veroorzaakt door een lichamelijke aandoening. De arts dient bij een verzoek om euthanasie in een dergelijk geval niet één maar twee onafhankelijke deskundigen te raadplegen, van wie ten minste één psychiater. Zij moeten de patiënt zelf hebben gezien en gesproken. Een beroep op overmacht is niet uitgesloten, maar wordt met uiterste terughoudendheid beoordeeld. In de regel zal het OM dan ook overgaan tot strafvervolging. Het is in dat geval de rechter die beslist over een beroep op overmacht.

In 1994 werd een psychiater veroordeeld zonder straf voor hulp bij zelfdoding, omdat deze het verzoek van een psychisch lijdende patiënte had ingewilligd (het Chabot-arrest). De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en bepaalde dat indien het lijden van de patiënt een psychische oorzaak heeft, het onderzoek door de rechter naar de aanwezigheid van overmacht met uitzonderlijk grote behoedzaamheid dient te geschieden. De uitspraak van het Medisch Tuchtcollege van april 1995 in dezelfde zaak had dezelfde strekking als de uitspraak van de Hoge Raad. De psychiater werd berispt om zijn handelen.

3 Mag men bij gevallen van dementie euthanasie toepassen?
De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer, gekenmerkt door o.a. vergeetachtigheid. Dementie, en andere ziekten, vormen op zichzelf geen reden voor levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding. Voor sommige mensen kan echter het vooruitzicht ooit aan dementie te lijden, en het vooruitzicht in een verregaand stadium van deze ziekte hun persoonlijkheid en menswaardigheid te verliezen, een doorslaggevende reden zijn om hiervan melding te maken in hun wilsverklaring. Men zal per geval naar het ziektebeeld moeten kijken om te kunnen bepalen of er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden naar medisch inzicht.

In antwoord op Kamervragen over dementie en euthanasie, antwoordde de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat dementie kan leiden tot een onaanvaardbare levenssituatie. Het gaat er in dit geval om dat de persoon in kwestie de staat van dementie als onaanvaardbaar aanmerkt, maar dan nog moet worden beoordeeld of de patiënt naar medisch inzicht uitzichtloos en ondraaglijk lijdt.

4 Kan een minderjarige om euthanasie verzoeken?
In de wet is ook een regeling opgenomen voor verzoeken van minderjarigen om levensbeëindiging en hulp bij zelfdoding. Hierin is, voor wat betreft de te onderscheiden leeftijdscategorieën, aangesloten bij de bestaande regels over medisch handelen ten aanzien van minderjarigen. Patiënten van twaalf tot zestien jaar kunnen een verzoek om euthanasie doen, maar instemming van de ouders of voogd is vereist. Zestien- en zeventienjarigen nemen deze beslissing in beginsel zelfstandig, maar hun ouders moeten wel in de besluitvorming worden betrokken. Ook in gevallen waarin het gaat om deze jeugdige patiënten, die een verzoek om euthanasie doen, moet sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts moet ook bij het inwilligen van een verzoek van een minderjarige aan de genoemde zorgvuldigheidseisen voldoen.

In de praktijk is gebleken dat euthanasie vooral wordt toegepast op mensen met terminale kanker (90 procent). Ook bij verzoeken om euthanasie van minderjarigen gaat het doorgaans om ernstig zieke jongeren die lijden aan kanker. In deze zeer uitzonderlijke gevallen moeten de ouders of voogd zich met dit verzoek kunnen verenigen. In de praktijk is er altijd uitvoerig overleg tussen de behandelend arts, de patiënt en de ouders of voogd. Het komt vrijwel niet voor dat er in deze bijzondere gevallen geen consensus wordt bereikt.

De Nederlandse wet in een internationaal kader

  1. Kan een patiënt voor euthanasie naar Nederland komen?
  2. Is de Nederlandse euthanasiewet in strijd met internationale verdragen die het recht op leven beschermen?

1 Kan een patiënt voor euthanasie naar Nederland komen?

Dit is niet mogelijk gezien de noodzaak van een vertrouwensrelatie tussen behandelend arts en patiënt. De procedure voor het melden en toetsen van elk geval van euthanasie vereist dat de patiënt het verzoek om euthanasie vrijwillig en weloverwogen doet, en dat deze uitzichtloos en ondraaglijk lijdt. Om deze aspecten te kunnen beoordelen, moet de arts de patiënt goed kennen. Dit houdt in dat de patiënt enige tijd bij deze arts onder behandeling moet zijn.

Het inwilligen van een verzoek om euthanasie vormt voor een arts een zware emotionele belasting. Artsen nemen die beslissing niet lichtvaardig. Ook vanuit dat oogpunt speelt in het persoonlijk contact met de patiënt de tijd dat deze onder behandeling is, een belangrijke rol.

2 Is de Nederlandse euthanasiewet in strijd met internationale verdragen die het recht op leven beschermen?

De Nederlandse overheid is van oordeel dat de wet niet in strijd is met de volkenrechtelijke verplichting het recht op leven te beschermen tegen aantasting daarvan door overheid of burgers.


Deze verplichting is onder andere neergelegd in artikel 6 van het VN verdrag inzake Burger en Politieke Rechten (BUPO) en artikel 2 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM). De achtergrond van bedoelde bepalingen is eerbied voor het leven. De verdragen ontnemen de overheid en anderen het recht iemand tegen diens wil het leven te benemen (behoudens in genoemde uitzonderingssituaties).


De bepalingen zijn niet gericht op het in stand houden van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Wel bieden ze het individu bescherming tegen aantasting van diens recht op leven. Noch uit de tekst noch uit de wetsgeschiedenis blijkt wanneer van een dergelijke onrechtmatige inbreuk sprake is. Verdragsstaten hebben een grote mate van vrijheid de bescherming van het leven in het eigen rechtssysteem uit te werken, zo is de gangbare opvatting over bedoelde, in algemene bewoordingen geformuleerde bepalingen. Valt een algeheel verbod op euthanasie en hulp bij zelfdoding niet te ontlenen aan de verdragen, wel moet het beschermingsgehalte van de regeling de toets aan de norm “eerbied voor het leven” kunnen doorstaan. De wet heeft deze norm als uitgangspunt. De toepassing van euthanasie op vrijwillig verzoek van een patiënt is geen vorm van opzettelijke levensberoving, zoals bedoeld in de bovengenoemde verdragsartikelen.

In artikel 2 van het EVRM staat:

  • Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet.·
  • De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschied ingeval zij het gevolg is van het gebruik van geweld, dat absoluut noodzakelijk is: (a) ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld; (b) teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen (…).

De euthanasiewet is niet in strijd met internationale verdragen en de daarin neergelegde meest fundamentele mensenrechten. De Nederlandse regering onderschrijft deze rechten ten zeerste, maar gaat niet zo ver dat individuen zelf niet meer zouden mogen bepalen of hun leven levenswaardig is. Zelfdoding is in Nederland, in tegenstelling tot sommige andere landen, dan ook niet strafbaar.

Bijlagen  

Cijfers van 1996 en 2000

  1. Sterfgevallen in Nederland (circa 16 miljoen inwoners)
  2. Meldingsgedrag door artsen in geval van euthanasie en hulp bij zelfdoding

1 Sterfgevallen in Nederland (circa 16 miljoen inwoners)

Jaar199019952000
Totaal aantal sterfgevallen 128,824 135,675 niet beschikbaar 
  • euthanasie* 
1.8% 2.4% niet beschikbaar 
  • hulp bij zelfdoding*
0.3% 0.3% niet beschikbaar 
  • levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek* 
0.8% 0.7% niet beschikbaar 

*Schatting

2 Meldingsgedrag door artsen in geval van euthanasie en hulp bij zelfdoding

Jaar 199019952000
Schatting van het aantal verzoeken 8,900 9,700 niet beschikbaar
Schatting van het jaarlijks aantal gevallen van:   
  • euthanasie 
2,300 3,600 niet beschikbaar 
  • hulp bij zelfdoding
242
 
238niet beschikbaar
  • medische levensbeëindiging zonder verzoek 
976 913 niet beschikbaar 
Aantal meldingen 486 1,466 2123 
Percentage meldingen van het totaal aantal gevallen 18% 41% niet beschikbaar

banner wijsopreis.nl (GIF, 2 Kb)
Link: Ministerie van Buitenlandse Zaken