Introductie
“Nadat de Koning de uitoefening van het koninklijk gezag heeft aangevangen, wordt hij zodra mogelijk beëdigd en ingehuldigd in de hoofdstad Amsterdam in een openbare verenigde vergadering van de Staten-Generaal (…)”, zo staat het in de Nederlandse grondwet. Sinds de inhuldiging van koning Willem II in 1840 heeft deze ceremonie plaatsgevonden in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Amsterdam is dus de hoofdstad, maar het is niet de stad waar de Koning woont en waar de Nederlandse regering zetelt. Het huidige staatshoofd, koningin Beatrix, woont in Den Haag en daar zijn ook de regering en de Staten-Generaal (het Nederlandse parlement) gevestigd. Nederland neemt daarmee in de wereld een bijzondere - zij het niet unieke – plaats in. Zo is in Bolivia La Paz de regeringszetel maar Sucre de hoofdstad en was in Duitsland Berlijn tot 1999 wel de hoofdstad maar Bonn zetel van de regering. Het antwoord op de vraag waarom de regering van Nederland niet in de hoofstad zetelt, is te vinden in de geschiedenis van Nederland.
Amsterdam heeft in zowel economisch als cultureel opzicht een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Nederland. Door haar gunstige geografische ligging is de stad uitgegroeid tot het economische en culturele hart van Nederland. In de zeventiende eeuw, de Nederlandse ‘Gouden Eeuw’, is Amsterdam zelfs het economische en culturele centrum van de wereld geweest. Reeds toen was Amsterdam de meest toonaangevende stad van het land en dat is ze nog steeds. Op wetenschappelijk gebied (met twee universiteiten), op cultureel gebied (Rijksmuseum, Stedelijk Museum, Rijksmuseum Vincent van Gogh, maar ook het Koninklijk Concertgebouworkest) en ook op economisch gebied (Effectenbeurs, De Nederlandsche Bank) neemt Amsterdam de plaats in die het als grootste stad van Nederland toekomt. De geschiedenis van Den Haag kenmerkt zich door de vestiging van opeenvolgende landsbesturen. Den Haag is de plek waar graven, stadhouders en koningen woonden en waar de vertegenwoordigers van de steden en de gewesten samenkwamen, zoals tegenwoordig de leden van het Nederlandse parlement er samenkomen. De plaats zelf, zonder stadsrechten, was politiek en maatschappelijk onbeduidend, zonder eigen stem op gewestelijk en landelijk niveau. Juist daardoor – Den Haag kon immers zelf geen politieke invloed uitoefenen – was het mogelijk dat het landsbestuur hier werd gevestigd. Tot op de dag van vandaag is Den Haag het centrum van de politieke macht in Nederland. Het is in de loop der tijd ook uitgegroeid tot een internationaal politiek centrum. Niet alleen de Nederlandse Koningin, de regering en de buitenlandse ambassades zijn in Den Haag gevestigd, maar ook diverse internationale instellingen, zoals het Permanent Hof van Arbitrage, het Internationaal Gerechtshof, de Organisatie voor het Verbod op Chemische wapens, het Joegoslavië Tribunaal en het Internationaal Strafhof. Niet voor niets wordt Den Haag wel de juridische hoofdstad van de wereld genoemd.
De geschiedenis van twee steden
Tussen 1230 en 1280 wordt op de plaats waar nu de Ridderzaal in Den Haag staat door de graven van Holland een kasteel gebouwd. Het begint met een klein jachtslot, maar onder graaf Floris V wordt het verder uitgebreid. Rond dat kasteel vormt zich in de veertiende eeuw een nederzetting die ’s-Gravenhage (kort: Den Haag) wordt genoemd. Als gevolg van de vestiging van het Hof groeit de nederzetting uit tot een welvarend dorpje, waar ook enige industrie (lakenindustrie, bierbrouwerijen) opkomt.
Eveneens in de dertiende eeuw is, aan de monding van de rivier de Amstel, Amsterdam ontstaan. Het ontleent zijn naam aan de dam met sluizen (voltooid in 1275) die is gelegd om het Amstelland tegen de Zuiderzee (nu: IJsselmeer) te beschermen. Amsterdam is dan nog een klein vissersdorpje, maar het dorpje ontwikkelt zich snel tot een handelscentrum. Dit wordt bevorderd doordat dezelfde Hollandse graaf Floris V in 1275 aan de inwoners van Amsterdam tolvrije toegang verleent tot alle rivieren in Holland. Tussen 1300 en 1306 krijgt Amsterdam stadsrechten. Rond 1300 ontstaat een handelsvaart met Hamburg en de Oostzee, later ook met andere delen van Europa. In de vijftiende eeuw is Amsterdam de grootste koopmansstad van het gewest Holland geworden.
De naam Holland wordt vaak als synoniem van Nederland gebruikt. Nederland is opgedeeld in twaalf provincies en Holland is de naam van twee westelijk gelegen provincies van Nederland, te weten Noord-Holland en Zuid-Holland. Deze twee provincies, die tot 1840 een eenheid vormden, hebben lange tijd de geschiedenis van Nederland gedomineerd. Het graafschap Holland bestond uit de beide huidige provincies Noord- en Zuid-Holland en een deel van de huidige provincie Noord-Brabant. De steden Amsterdam en Den Haag liggen in respectievelijk Noord-Holland en Zuid-Holland.
Bestuurscentrum Den Haag
In de veertiende eeuw ontwikkelt zich in het graafschap Holland, evenals in andere graafschappen, een vast bestuurscentrum. Niet langer reist de administratie met de graaf mee door zijn hele gebied. Daarbij komt dat het graafschap Holland inmiddels is toegevallen aan de graven van Henegouwen (in het huidige België), die niet steeds in Holland aanwezig kunnen zijn. Daarom wordt een reorganisatie van bestuur en rechtspraak doorgevoerd. Het ‘Binnenhof’ in Den Haag lijkt een uitstekende lokatie voor het nieuwe bestuurscentrum; het ligt mooi centraal in het langgerekte graafschap en het jachtslot is een goed onderkomen voor de grafelijke kanselarij. De administratie wordt dan ook hier gevestigd en daarmee is het fundament van Den Haag als regeringsstad gelegd.
In de volgende eeuwen komt in de Nederlanden (in die tijd het grootste deel van de huidige Benelux-landen en een deel van Noord-Frankrijk) voor het eerst een vorm van volksvertegenwoordiging op, de ‘standen’ of Staten van het gewest, waarin adel, geestelijkheid en steden vertegenwoordigd zijn. Den Haag zelf heeft geen zitting in de Staten van Holland, omdat het geen stadsrechten heeft. Amsterdam heeft die wel, maar het neemt dan nog niet de eerste plaats in onder de Hollandse steden. Die valt traditioneel toe aan de stad met de oudste stadsrechten; in Holland is dat Dordrecht. De hertog van Bourgondië, die inmiddels heer is over de meeste gewesten in de Nederlanden, roept bij belangrijke kwesties en vooral als hij geld nodig heeft afgevaardigden van alle Staten bijeen. Deze vergadering krijgt de naam ‘Staten-Generaal’ en dit is ook nu nog de officiële naam voor het Nederlandse parlement. Die Staten-Generaal komen voor het eerst in 1464 in Brugge bijeen. De landsheer verblijft in die tijd overigens zelden in Den Haag, waar zijn plaats wordt ingenomen door een ‘stadhouder’, letterlijk plaatsvervanger. Als latere landsheren, zoals de keizers Maximiliaan en Karel V en diens zoon, de Spaanse koning Filips II, een Europese rol krijgen en dus weinig meer in de Nederlanden kunnen zijn, nemen in de verschillende gewesten stadhouders – met daarboven voor alle gewesten tezamen een ‘landvoogd’ in Brussel – een steeds belangrijkere plaats in het bestuur in. Dat bestuur blijft, althans voor een aantal gewesten, dus wel uit Den Haag gevoerd.
De Opstand
In 1568 breekt in de Nederlanden een opstand uit tegen de Spaanse Koning Filips II - die ook heer van de Nederlanden was - omdat deze met harde hand het calvinistische, protestantse geloof tracht te onderdrukken, dat door een groeiend deel van de Nederlandse bevolking wordt aangehangen. Bovendien wil hij een strakker centralistisch bewind voeren, dat de vrijheden van de adel en de steden beknot. Met de Opstand breekt de tachtigjarige (burger)oorlog uit met Spanje (1568-1648). De leiding berust al spoedig bij Prins Willem van Oranje, die stadhouder was geweest in de provincies Holland, Zeeland en Utrecht. Het duurt nog wel enige tijd voordat deze opstand zich over eerst de provincies Holland en Zeeland en later grotere delen van de Nederlanden uitbreidt. Zo blijft Amsterdam aanvankelijk trouw aan de Spaanse Koning, maar in 1578 voegt het zich toch bij de opstandelingen.
Den Haag wordt niet beschermd door stadsmuren en wordt enkele keren ver- en heroverd, met grote schade voor de bevolking. In 1577 besluit de Prins van Oranje het bestuurscentrum weer in Den Haag te vestigen. Vanaf 1585 zetelen de Staten-Generaal, de vertegenwoordigers van de gewesten die in opstand waren, definitief in Den Haag. Nu heeft het dorp de regeringszetel niet in de eerste plaats te danken aan de wens van de landsheer, maar aan de concurrentiestrijd tussen diverse steden. Aangezien Den Haag politiek en maatschappelijk niet veel te betekenen heeft door het ontbreken van stadsrechten, is het voor alle steden aanvaardbaar dat de regering in Den Haag zetelt. Een dorp, zoals Den Haag, kan namelijk zelf geen zitting hebben in de Staten en de Staten-Generaal. De steden kunnen het landsbestuur dan ook met gerust (politiek) hart in Den Haag laten zitten zonder bang te hoeven zijn dat de regeringsstad alle politieke macht naar zich toetrekt. In dit opzicht lijkt de geschiedenis van Den Haag op die van hoofdsteden als Washington D.C., Ottawa en Canberra.
Een Gouden Eeuw voor Amsterdam
Als Spaanse troepen in 1585 het voornaamste handelscentrum van West-Europa, Antwerpen – toen onderdeel van de Nederlanden, thans (handels)stad in België – veroveren, trekken vele handelslieden naar Amsterdam. Het aantal inwoners van Amsterdam neemt in deze periode snel toe en er ontstaat een enorme groei in handel. Amsterdam neemt dan definitief de plaats van Antwerpen – dat zijn uitweg naar zee, de Westerschelde, door de opstandelingen geblokkeerd ziet – als belangrijkste Europese handelscentrum over.
Amsterdam wordt zo de voornaamste handelsstad van Holland en van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die in 1648 bij de Westfaalse vrede (Vrede van Munster) definitief de onafhankelijkheid bevestigd ziet. De Republiek is vooral een handelsnatie en het overgrote deel van de zeehandel komt in Amsterdamse handen te liggen – met name Nederlandse schepen bevaren de wereldzeeën. De welvaart van de Republiek komt in belangrijke mate voort uit de (Amsterdamse) handel met landen aan de Oostzee, de Middellandse Zee en de overzeese gebieden, zoals de koloniën in Nederlands-Indië (nu: Indonesië). In Amsterdam vestigen zich dan ook vele handels- en overslagindustrieën en de stad wordt zo hét distributiecentrum van Europa. Gouden tijden breken voor Amsterdam aan en gedurende een eeuw, de Gouden Eeuw, domineert Amsterdam de wereldhandel. Op basis van deze economische welvaart kan Amsterdam ook uitgroeien tot een cultureel centrum. Wereldberoemde schilders als Rembrandt van Rijn maken hier hun mooiste doeken en de bouwkunst neemt een hoge vlucht, zoals thans nog is te zien. Onder meer vanwege de tolerantie in Nederland – die is ontstaan door het belang van de handel – komen ook veel buitenlanders naar Amsterdam. Velen, waaronder een groot aantal joden en protestanten, zoeken hun toevlucht in de Republiek, omdat ze in eigen land vanwege voornamelijk levensbeschouwelijke overtuigingen vervolgd worden. Ook is in Nederland de censuur in de praktijk minder scherp dan elders en Amsterdam wordt daardoor een centrum voor schrijvers, geleerden, filosofen, wetenschappers en kunstenaars. Zo wijken de filosofen René Descartes (Frankrijk) en John Locke (Groot-Brittannië) uit naar Amsterdam, omdat ze in eigen land niet kunnen werken en publiceren. De achttiende eeuw brengt een relatieve achteruitgang in de (goederen)handel, maar Amsterdam blijft nog wel de geldmarkt van Europa en het economische en culturele centrum van Nederland. Pas als tijdens de Napoleontische oorlogen de zeehandel stil komt te liggen, verliest Amsterdam aan het begin van de negentiende eeuw zijn vooraanstaande positie in de wereldhandel.
De Franse tijd
Sinds 1588 is Nederland een republiek. Tijdens de eerste jaren van de zogenaamde Franse tijd (1795-1813) blijft dat ook zo. Onder de naam ‘Bataafse Republiek’ is het land bondgenoot van Frankrijk. In 1806 maakt Napoleon Nederland echter tot een koninkrijk en benoemt hij zijn broer, Lodewijk Napoleon, tot Koning van Holland. Het is verder een wens van Napoleon om Amsterdam hoofdstad te maken van het nieuwe Koninkrijk. In 1808 neemt Lodewijk Napoleon zijn intrek in Amsterdam en zo wordt de stad aan de Amstel voor het eerst in de geschiedenis hoofdstad én regeringszetel. Aanvankelijk wil Lodewijk een paleis in Amsterdam bouwen, maar het verarmde land is niet in staat de kosten hiervan te dragen, omdat de economie sterk terugloopt en de Kroon (inkomen en huishouden) reeds enorm hoge kosten met zich meebrengt.
De gouden tijden voor Amsterdam en Nederland zijn voorbij. De koning besluit onder druk van het Amsterdamse bestuur het paleis dan ook niet te bouwen en hij laat het in de glorietijd van Amsterdam gebouwde stadhuis op de Dam als paleis inrichten. Den Haag wordt in 1806 verheven tot ‘derde stad van het koninkrijk’, waarmee het eindelijk stadsrechten krijgt. Dit alles is niet van lange duur want reeds in 1810 wordt het Koninkrijk Holland door Frankrijk geannexeerd. Als Napoleon in 1813 is verslagen, steken drie prominente mannen uit Den Haag de hoofden bijeen om te bezien hoe een nieuw wettig gezag kan worden gevormd als de Fransen uit Nederland zijn verdwenen. Zij nemen het gezag over, waardoor dit weer vanuit Den Haag wordt uitgeoefend. In 1813 keert ook Willem Frederik (de zoon van de laatste stadhouder Willem V) die in 1795 de Republiek heeft verlaten, als Souverein Vorst terug in Nederland en vestigt hij zich in Den Haag.
Het nieuwe Koninkrijk
Op het Congres van Wenen worden Nederland en België door de grote mogendheden in 1815 verenigd als het Koninkrijk der Nederlanden, met Willem I als eerste Koning. Amsterdam wordt (of beter gezegd: blijft) hoofdstad van het nieuwe Koninkrijk en Brussel en Den Haag krijgen de residentie van de vorst en zijn regering. Het ene jaar zetelt de regering in Brussel en het andere jaar in Den Haag. In 1830 scheidt België zich van Nederland af. De Nederlandse regering vestigt zich definitief in Den Haag, evenals de Koning. Amsterdam blijft echter ook in de nieuwe situatie de hoofdstad, waar de Koning wordt ingehuldigd.
Sindsdien zijn er slechts twee perioden geweest waarin Den Haag niet als residentie heeft gefungeerd. Koningin Wilhelmina (regeringstijd: 1898-1948) verblijft tijdens de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) in Londen, evenals de Nederlandse regering. Na de wereldoorlog keert de koningin met de regering terug naar Den Haag. Als koningin Juliana (regeringstijd: 1948-1980) de troon bestijgt, verhuist de hofhouding van Den Haag naar Baarn, waar haar woning – paleis Soestdijk – is gelegen, al houdt zij wel een paleis in Den Haag aan. Den Haag blijft evenwel regeringsstad. Na haar troonsbestijging in 1980 vestigt de huidige koningin Beatrix zich weer in Den Haag, dat zo ook weer residentie wordt.